Antennebeleid gemeente Enschede geanalyseerd
De gemeente Enschede heeft beleid vastgesteld m.b.t. antenne-installaties voor zendamateurs. VERON en VRZA hebben gezamenlijk hun zienswijzen ingediend op het concept-beleid. Helaas moeten wij constateren dat onze zienswijzen vrijwel niet tot aanpassing van het concept hebben geleid en dit, naar onze mening, nogal eens op onjuiste c.q. dubieuze gronden.
Het volgende geeft u daarvan een beeld:
1) De hoogtebeperking van 15 meter is volgens de verenigingen niet in alle gevallen toereikend. Zo is door de verenigingen aangegeven dat voor wereldwijde communicatie op HF-banden een kleine opstralingshoek dient te worden gerealiseerd en daarvoor is bijvoorbeeld voor de 40 m-band een hoogte van ca. 21 m vereist. De gemeente bestrijdt dit met een onbegrijpelijke redenering waaruit onder meer moet blijken dat zelfs een hoogte van 0,16 maal de golflengte al toereikend is! Dit heeft de gemeente echter gebaseerd op een publicatie omtrent NVIS (communicatie op korte afstand). Een reactie die in dit verband ridicuul is.
2) Door de verenigingen is een uitspraak-Haaksbergen aangehaald, waarin de Raad van State, in bewoordingen van algemene strekking, oordeelde dat de zendamateur voldoende aannemelijk had gemaakt dat voor een goede zend- en ontvangstmogelijkheid van en naar de plaatsen die een radioamateur als regel zal willen bereiken, een antennehoogte van 18 meter onder normale omstandigheden noodzakelijk is. Ook hier stelt de gemeente weer een specialist te hebben geraadpleegd en komt op grond daarvan met 2 niet terzake doende voorbeelden, gebaseerd op Line of Sight en NVIS. De gemeente stelt voorts simpelweg dat de uitspraak van 1980 is en gedateerd is.
3) De verenigingen hebben aan de hand van een uitspraak van rechtbank Breda gepoogd duidelijk te maken dat een categorische uitsluiting van installaties hoger dan 15 m en het categorisch uitsluiten van ontheffing in bepaalde delen van de gemeente -terwijl de wetgever dit wel mogelijk maakt- niet is toegestaan en dat steeds van geval tot geval de belangen moeten worden afgewogen. De gemeente wenst deze uitspraak anders te interpreteren.
4) Ook een overgelegde uitspraak-Loppersum werd van tafel geveegd. Hij zou voor het beleid niet relevant zijn omdat het ging om een verleende bouwvergunning waar een woningbouwvereniging problemen mee had. Waar het ons echter om ging -gelet op het door de gemeente in het algemeen onevenredig bezwarend verklaren- was de van de uitspraak deel uitmakende overweging dat zwaarwegende welstandsbezwaren niet aannemelijk worden geacht nu een groot aantal omwonenden had verklaard geen bezwaar te hebben. Wij kunnen ons niet voorstellen dat de gemeente dit niet begrepen heeft.
De gemeente blijkt bovendien van mening dat een antenne-installatie niet alleen mag worden geweigerd wanneer deze onevenredig bezwarend is voor anderen, maar ook wanneer is aangetoond dat er een minder bezwarend alternatief is! Uit de rechtspraak hebben wij een ander beeld.
5) De verenigingen hebben aangevoerd dat de gemeente de excessenregeling niet mag toepassen op breedte en vorm van een vergunningvrije installatie. De gemeente acht dit standpunt onjuist, en wel op zeer dubieuze gronden, te weten: een onjuiste interpretatie van een uitspraak van de voorzieningenrechter te Alkmaar en het ten onrechte verwijzen naar een -volgens de gemeente relevante- uitspraak-Overbetuwe. In laatstgenoemde uitspraak heeft de Raad van State echter geen uitspraak gedaan over de wijze van toepassing van de excessenregeling en zelfs uitdrukkelijk overwogen dat het hoger beroep zich daarop niet richtte.
6) De verenigingen hebben voorgesteld afwijkingen mogelijk te maken in het geval van positief welstandsadvies, het ontbreken van zwaarwegende welstandbezwaren en/of bij verklaringen van geen bezwaar van omwonenden (zie de uitspraak-Loppersum!). De gemeente is van mening dat daarmee extra beleidsregels worden toegevoegd en vindt dat niet wenselijk!
Het moge duidelijk zijn dat wij de nodige bedenkingen hebben tegen het door de gemeente Enschede te hanteren beleid en de overwegingen op grond waarvan dit tot stand gekomen is.
De wijze waarop op onze zienswijzen werd gereageerd, waarvan ons bovenstaande commentaar beknopt inzicht geeft, maakt dit mede duidelijk.
In hoeverre de restricties in het beleid in de praktijk al dan niet stand zullen houden zal moeten blijken uit toekomstige bezwaar- en beroepsprocedures.
Hoofdbestuur VERON en Bestuur VRZA.